Inhoudelijke overtuigingskracht maakt het verschil. Dat is de belangrijkste les die ik geleerd heb in tien jaar onderzoek en advies, en twaalf jaar politiek-bestuurlijke ervaring op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Ik zet mijn bagage in om in het sociaal domein de best mogelijke ideeën en werkwijzen te identificeren, te onderbouwen en uit te dragen. Hierbij weet ik als maatschappelijk betrokken econoom telkens de verbinding te leggen tussen inhoud, bestuur en financiën. Bovendien ben ik een ervaren projectleider en procesbegeleider met een hoge mate van organisatiesensitiviteit en kan ik brede groepen belanghebbenden bijeenbrengen rondom gedeelde oplossingen. Dit doe ik door heldere visies te verbinden met praktische keuzes, zodat iedereen weet waar we het voor doen, maar ook hoe we het kunnen doen. Van het stap voor stap samen uitvinden van deze zeldzame combinaties van bevlogen én werkbare keuzes word ik telkens weer enthousiast!
Zo’n 25-29% van de totale middelen van de Wmo en de Jeugdwet wordt besteed aan het organiseren en coördineren van de zorg. Slechts 4-7% van deze zogeheten coördinatiekosten gaat naar de toegang tot zorg.
Het aantal jeugdigen dat zorg ontvangt – één op de tien – en ook de daarmee gepaard gaande kosten stijgen sinds de decentralisatie van jeugdhulp naar gemeenten in 2015. De toename is lastig te verklaren en gemeenten lijken weinig grip te hebben op de situatie. Het dashboard van Berenschot stelt gemeenten in staat zich met een referentiegroep te vergelijken en zo hun regie op jeugdhulp te vergroten.
Op 14 mei hebben VNG en Jeugdzorg Nederland het rapport Kostprijsonderzoek Gecertificeerde Instellingen (pdf, 2.4 MB) van Berenschot officieel in ontvangst genomen. In het onderzoek zijn de kostprijzen van de verschillende diensten en producten van de zogenoemde Gecertificeerde Instellingen (GI’s) in beeld gebracht. De organisaties geven met die diensten uitvoering aan de wettelijke jeugdbeschermingstaken en jeugdreclasseringstaken van de gemeenten.
Gemeenten proberen meer grip te krijgen op het sociaal domein door te investeren in preventie en toegankelijke voorzieningen. Dit moet ervoor zorgen dat inwoners sneller worden geholpen, met als doel problemen vroegtijdig op te lossen en op termijn kosten te besparen. Dat zijn de voornaamste uitkomsten van de jaarlijkse Benchmark Sociaal Domein.
De overheidsmaatregelen tegen verspreiding van het coronavirus hebben een enorme impact op de economie en arbeidsmarkt. De gevolgen daarvan zullen ook in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet en schuldhulpverlening merkbaar zijn.
Sinds de invoering van de Participatiewet zijn meer werkgevers aan het denken gezet over het in dienst nemen van arbeidsbeperkten. Toch zet slechts 4,5% van hen die plannen om in daadwerkelijke plaatsingen. En voor maar nipt een derde van de 32% arbeidsbeperkten betreft dit een duurzame arbeidsovereenkomst. Dat zijn de voornaamste uitkomsten van het ervaringsonderzoek onder 1.366 werkgevers dat Berenschot uitvoerde in het kader van de evaluatie van de Participatiewet. Vandaag presenteert het Ministerie van SZW, opdrachtgever van de evaluatie, de uitkomsten aan de Tweede Kamer.
Net als veel andere gemeenten, heeft Brummen moeite om de kosten en uitgaven in het sociaal domein in evenwicht te krijgen. Vorig jaar kwam deze gemeente geld tekort om hun taak goed te kunnen uitvoeren. Ze maakten een eigen analyse en hadden op basis daarvan al een aardig idee waar de oorzaken van de tekorten konden liggen. Echter wilden ze naar de toekomst toe concrete besparingsmaatregelen (bouwstenen) hebben voor een kloppende inrichting en uitvoering in het sociale domein. Daar kwam Berenschot in beeld.