Even duur als gas geen garantie voor draagvlak warmtenetten | Berenschot artikel

Even duur als gas geen garantie voor draagvlak warmtenetten; oversubsidiëring noodzakelijk

Artikel
Even duur als gas geen garantie voor draagvlak warmtenetten; oversubsidiëring noodzakelijk

Deel dit artikel

Datum

10 november 2025

Leestijd

4 minuten

De rol van collectieve warmtesystemen oftewel warmtenetten wordt steeds belangrijker in het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. Niet alleen lijken ze voor een significant deel van gebouwvoorraad vanuit maatschappelijk oogpunt de minst kostbare oplossing te zijn Ook zitten onze elektriciteitsnetten vol. Dit maakt het een uitdaging om met individuele elektrische warmtepompen de huizen en wijken van het aardgas te halen.

Warmtenetten kunnen verlichting bieden, doordat ze veelal minder druk geven op het elektriciteitsnet. Toch blijft de groei van warmtenetten uit, ondanks de vele subsidies voor exploitanten en eindgebruikers. De kosten voor afnemers van warmtenetten wordt gezien als een van de belangrijkste oorzaken. Beleid is er dan ook op gericht de betaalbaarheid van warmtenetten te borgen. Dit betekent dat de kosten voor eindgebruikers niet hoger mogen zijn dan de kosten van aardgas. Maar is het bieden van een betaalbaar alternatief voldoende?

 

Zonnepanelen als illustratief voorbeeld

Het borgen van de betaalbaarheid van verduurzamingsmaatregelen voorkomt dat mensen afhaken, maar het is geen motor voor verandering. Wie denkt dat je bij de propositie van het warmtenet kunt volstaan met het gelijktrekken van de prijs met aardgas, overschat de aantrekkelijkheid van dit alternatief. Het echte verschil ontstaat pas als de overstap niet alleen even duur, maar echt financieel aantrekkelijker is.  

De gang van zaken rond zonnepanelen is wat dat betreft illustratief. Dankzij de salderingsregeling was het financiële voordeel zelfs zo groot dat de investering binnen enkele jaren was terugverdiend. Daarmee was het ook werkelijk lucratief, omdat de zonnepanelen zichzelf in theorie over de levensduur bijna drie keer terugverdienden. Tot de regeling werd afgebouwd; daarna daalde de particuliere zonnemarkt sterk.  

Toch blijven zonnepanelen ook zonder de salderingsregeling betaalbaar: ze verdienen zichzelf ook nu over de levensduur terug. Maar alleen iets duurzaams doen blijkt niet genoeg om de meerderheid van de mensen te motiveren een flinke investering te doen, betaalbaar of niet. Dit risico speelt ook bij warmtenetten als we ons beperken tot het argument ‘niet meer dan anders’. 

 

Wat is het lonkend perspectief van warmte

Voor veel mensen is betaalbaarheid alleen niet genoeg om over te stappen op warmte. De overlast bij het aansluiten op een warmtenet (straat open, aanpassingen binnenshuis) maakt de keuze minder aantrekkelijk. Berichten over hoge tarieven, trage processen en ontevreden klanten versterken het wantrouwen. We zien dat ook voor de groep mensen voor wie een aansluiting op een warmtenet wel betaalbaar is, wel over kan op een warmtenet over, maar dit niet wil. Naast deze ‘sceptische kanshebbers’ (zie figuur) identificeren we nog drie andere groepen: 

  • ‘Early adopters’, deze groep heeft geen steun nodig.
  • De ‘drempelzoekers’ willen wel maar kunnen niet. Voor deze groep is het huidige subsidie-instrumentarium onvoldoende om de aansluiting op een warmtenet betaalbaar te maken. Deze groep doet mee zodra het financieel haalbaar wordt. 
  • De ‘afhakers’ willen én kunnen niet. Deze groep is moeilijk te bereiken.

Huidig beleid is erop gericht om van afhakers sceptische kanshebbers te maken. Maar voor deze sceptische kanshebbers is betaalbaarheid vaak niet voldoende. Voor hen is warmte en alles wat daarbij komt kijken onvoldoende prikkelend als dat ‘niet meer dan anders’ kost. De laatste jaren is er veel kritiek op hoe dit referentiekader (‘niet meer dan anders’) voor warmtenetten wordt bepaald. Nu wordt uitgegaan van gemiddelde energiekosten, terwijl woningen die vaak geschikt zijn voor een warmtenet meestal lagere energiekosten hebben dan gemiddeld. Bovendien wordt in het aanbod naar bewoners ook niet altijd naar het integrale eindgebruikerskostenplaatje gekeken. Het gaat dan niet alleen om de prijs van warmte, maar ook om andere kosten zoals elektriciteit, onderhoud en vaste lasten. Naast een charmeoffensief vanuit communicatieperspectief lijkt een duidelijker en integrale financiële prikkel noodzakelijk waarbij niet alleen wordt gekeken naar de het reduceren van de investering maar naar het totale eindgebruikerskostenplaatje. 

 

Figuur 1: Het kunnen- & willen-kwadrant.

Hoe moet zo’n prikkel eruitzien? Tijdelijke oversubsidiëring

Daarom moeten we niet bang zijn om extra te stimuleren. Doelmatigheid is waardevol, maar in deze fase is doeltreffendheid minstens zo belangrijk. Natuurlijk moeten we zorgvuldig met belastinggeld omgaan, maar een tijdelijke oversubsidiëring kan de overstap naar warmte vanzelfsprekend maken. Als we blijven mikken op ‘niet meer dan anders’, zullen de cijfers achterblijven en gaat kostbare tijd verloren. De vraag is ook of deze vertragingen niet tot hogere kosten leiden netto maatschappelijk gezien, vanwege alle proceskosten en het feit dat binnen warmtenetgebieden er steeds meer individuele warmtepompen zullen opduiken (wat de kosten voor de resterende afnemers van het warmtenet doet toenemen).

Vasthouden aan het idee dat subsidies alleen moeten zorgen dat mensen het nét wel kunnen betalen, levert een grote groep sceptische kanshebbers op. Dat biedt onvoldoende perspectief als het product zelf te weinig aantrekkingskracht heeft en remt dus de warmtetransitie.  

Bruikbare instrumenten

Inzoomend op het financiële instrumentarium zien we twee typen instrumenten: 1) landelijke generieke subsidies en 2) regionale maatwerkinstrumenten.

De landelijke generieke subsidies vormen de basis. Subsidies zoals de ISDE, WIS én SAH   gelden voor alle warmtenetten en geven een brede groep eindgebruikers een duidelijk financieel voordeel. De uitvoeringskosten van deze subsidies zijn laag en het zorgt voor consistentie in beleid. Warmtenetten zijn echter sterk afhankelijk van lokale omstandigheden. In de ene buurt is de infrastructuur al deels aanwezig, elders moet alles nog aangelegd worden. Ook kunnen buurten sterk verschillen in woon- en bebouwingsdichtheid, beschikbare bronnen en sociaal-economisch profiel van de bewoners. Daarom zijn regionale maatwerkinstrumenten onmisbaar: subsidies, leningen of andere (belasting)voordelen die inspelen op de specifieke situatie ter plekke.

Het huidige subsidie-instrumentarium is wel doelmatig, maar is nog niet doeltreffend genoeg voor snelle uitrol van warmtenetten. Door generieke subsidies te combineren met regionaal maatwerk kan belastinggeld beter worden ingezet. Het is aan te raden subsidies minder strikt af te bakenen en ze integraal te gebruiken. In sommige gevallen mag dit leiden tot bewuste oversubsidiëring, zodat er voor bewoners een duidelijke financiële prikkel ontstaat om aan te sluiten.

Dit artikel is deel van een serie van 7 inzichten waarin we ingaan op belangrijke thema's binnen de energietransitie. Bekijk hieronder de andere inzichten. 

Blijf op de hoogte van onze laatste inzichten

Meld u aan voor onze nieuwsbrief