Wet DBA mist nuancering in definitie | Berenschot artikel

Wet DBA mist nuancering in definitie

Artikel
Wet DBA mist nuancering in definitie

Deel dit artikel

Datum

03 april 2024

Leestijd

2 minuten

De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) is bedoeld om opdrachtgevers en zelfstandigen (zzp’ers) binnen hun arbeidsrelatie zelf afspraken te laten maken. Nu de VAR (verklaring arbeidsrelatie) is vervallen, beoordelen zij samen of sprake is van loondienst. Bij twijfel moet de wet zo voor meer duidelijkheid zorgen. De Belastingdienst heeft aangekondigd dat het handhavingsmoratorium uiterlijk op 1 januari 2025 zal worden beëindigd en dat er actief gaat worden gehandhaafd op schijnzelfstandigheid. Maar hoe goed werkt de nieuwe wet?

Het feit dat de minister van Sociale Zaken, Karien van Gennip, de Wet DBA ter consultatie heeft voorgelegd, voedt de speculatie dat deze wet vooral bedoeld is om in het verlies aan premieafdracht door zzp’ers te compenseren. Zzp’ers doen immers niet mee aan collectieve regelingen voor werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid en werknemerspensioen. In een artikel van 16 januari jl. houdt FD-auteur Lien van der Leij een onderbouwd betoog dat de wet in dat geval zijn doel voorbijschiet. Het verlies aan premieafdracht wordt namelijk ruimschoots goedgemaakt door de belastinginkomsten die meest door hoogopgeleide zelfstandigen worden afgedragen.

 

Schijnzelfstandigheid tegengaan?

De volgende vraag is of het opheffen van het handhavingsmoratorium door de Wet DBA dan bedoeld is om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Zo opperde een grote opdrachtgevende overheidsorganisatie eind 2023 al om zzp’ers van wie het vermoeden van schijnzelfstandigheid bestaat een contract te laten aanbieden door de leveranciers of door haarzelf. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt voor hoogopgeleide zelfstandigen.

 

Gezagsrelatie als citerium

Eerder al omschreef het ministerie van Financiën schijnzelfstandige als volgt: ‘Schijnzelfstandigen zijn werknemers die het statuut van zelfstandige hebben, hoewel ze in werkelijkheid een beroepsactiviteit uitoefenen onder het gezag van een werkgever. Vanwege die gezagsrelatie zouden zij normaal in loondienst moeten zijn’. Deze definitie lijkt te veronderstellen dat iedereen die in een gezagsrelatie arbeid verricht in feite in loondienst is, wat zo’n arbeidsverhouding zou kwalificeren als een arbeidsovereenkomst.

Deze gevolgtrekking van de aanwezigheid van een gezagsverhouding is naar mijn mening te kort door de bocht. Temeer omdat de meeste hoogopgeleide zzp’ers wel een relatie met de opdrachtgever hebben voor overleg, voortgang en verantwoording, maar dit niet in die zin een gezagsrelatie is.

 

Definitie ‘in dienst’

De aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW vereist dat de arbeid ‘in dienst’ wordt verricht. De huidige wet vult het begrip ‘in dienst’ niet in, daarin voorziet de rechtspraak. Het voorgenomen wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ definieert wanneer sprake is van het verrichten van arbeid ‘in dienst’ van een werkgever. Daarvan zou volgens het wetsvoorstel sprake zijn indien a) de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever, of b) de arbeid of de werknemer organisatorisch is ingebed in de organisatie van de werkgever en c) de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht. Uit deze invulling van het begrip ‘in dienst’ volgt dat bij een gezagsrelatie nog niet per definitie sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Deze nuancering, die in het bijzonder ook kenmerkend is bij opdrachten van hoogopgeleide zzp’ers, mis ik in bovenstaande definitie van ‘schijnzelfstandigen’. Vanuit deze benadering zou het in mijn ogen ook gewoon mogelijk moeten zijn om deze zzp’ers – direct of met tussenkomst van een mantelpartij – te kunnen blijven inzetten bij overheidsorganisaties.

 

Veel zzp’ers niet vervangbaar

Veel hoogopgeleide zzp’ers die in opdrachten werkzaamheden uitvoeren, zijn organisatorisch ingebed in de organisatie van de opdrachtgever en kunnen zich daarbij vanwege hun kennis en expertise niet vrij laten vervangen. Daarmee vallen ze onder a) en b) van het wetsvoorstel. In mijn ervaring gaat het bij deze zzp’ers niet om professionals met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, maar om vakmensen die zelf hun werkzaamheden indelen en worden ingehuurd omdat de opdrachtgever werknemers met soortgelijke kennis en expertise zelf niet in dienst heeft. Vanuit die gedachte is het toch veel beter om op de arbeidsmarkt onderaan de ladder te beginnen en alle zorg en aandacht eerst te richten op mensen die op de arbeidsmarkt wel een kwetsbare positie hebben?

Blijf op de hoogte met onze laatste artikelen

Meld u aan voor onze nieuwsbrief